Nicolaas van der Kruk, geboren op 10-10-1920 te Voorburg
door Dhr. P. van der Kruk, achterneef van Nico
Adriaan van der Kruk (*1897) en Maria Johanna Roozenburg (*1896) leerden elkaar in hun geboorteplaats Delft kennen. Op 25 juni 1920 traden ze in Voorburg in het huwelijk, de plaats waar het jonge paar ook ging wonen. Nadat Adriaan een paar jaar in de drankenhandel had gezeten begon hij in 1923 in zijn Voorburgse winkelpand aan de Willemstraat 3 een slijterij. Daar werd op 10 oktober 1920 een zoon geboren. Zijn doopnaam werd Nicolaas en zijn roepnaam Nico.
Nico volgde het lager onderwijs op de Delflandsche School in Voorburg. Waarna hij de HBS met succes voltooide in Delft. Een baan kreeg hij in 1939 op het kantoor van de Bataafsche Petroleum Maatschappij (BPM) in Den Haag. Op de lagere school had Nico een oogje laten vallen op klasgenote Catharina Cornelia (Catrien) Meijer. Dochter van een drogist met een winkel aan het Spui 156 in Den Haag. In de middelbareschooltijd ging de verkering over in liefde en ze verloofden zich in 1938.
Nico werkte nog maar kort bij de BPM toen hij vanwege de dreigende Tweede Wereldoorlog in februari 1940 werd opgeroepen om zich als dienstplichtige te melden voor het Nederlandse Leger. Hij werd gelegerd in Den Haag en was rekruut toen de Duitsers op 10 mei 1940 onverhoeds Den Haag wilden veroveren. Maar eerst moesten de Duitse elitetroepen Ypenburg nog veroveren. De landing van de eerste Duitsers op Ypenburg was per parachute om 4.45 uur, daarna zouden er nog vele Duitse militairen volgen.
Nico behoorde tot de 4e Compagnie van het 4e Depot Bataljon Infanterie dat bij de verdediging van Ypenburg onder bevel stond van kapitein A.J.N. Tiggelman. Aanvankelijk waren de Nederlandse rekruten, die nauwelijks getraind waren en amper wisten hoe ze een geweer vast moesten houden, door de Duitsers in het defensief gedreven. Maar de motivatie van de jonge Nederlandse militairen was groot. Na hergroepering vielen ze de vijand aan. Ook de compagnie waar Nico toe behoorde werd ingezet om de Duitse paratroepen te verdrijven van het voor een deel door hen veroverde vliegveld. Op nog maar 19-jarige leeftijd zat de beschermd opgevoede Nico van der Kruk midden in een echte oorlog. Wat hadden hij en zijn ouders zich de toekomst van Nico anders voorgesteld.
In zijn boek “De slag om Ypenburg” schrijft Luitenant-kolonel E.H. Brongers over de compagnie waar Nico toe behoorde:
“De compagnie van Tiggelman kreeg het bevel om met haar drie secties en één zware mitrailleur ten aanval te trekken. De oprukkende troepen kwamen voorbij de Hoeve Ypenburg al spoedig in een fuik terecht, waardoor de aanval dreigde vast te lopen. Het zwaarst te verduren kregen de troepen van kapitein Tiggelman het ten westen van de A13. Ze liepen regelrecht in de mitrailleurbundels vanuit de boerderij Loos en werden op de flank bevuurd door de vijand die zich in verschillende huizen en boerderijen aan de Vliet had verschanst. Bovendien ontvingen ze hevig vuur vanaf de hoofdingang van Ypenburg. Toch bleven ze dapper voorwaarts gaan, wadend door sloten, om zo ten minste enige dekking te hebben in het vlakke terrein. Niet ver van de hoofdingang maakte een hel van vuur en het verlies van vele gesneuvelden en gewonden een verder opdringen onmogelijk Toen daarna Duitse vliegtuigen op de compagnie doken, trokken de rekruten terug. Eerst geleidelijk, maar spoedig in grote haast”.
In deze ongelijke heroïsche strijd heeft ook Nico van der Kruk het leven gelaten. De ouders van Nico vreesden het ergste. Vrachtwagens met gesneuvelde en gewonde militairen hadden ze al door Den Haag naar de kazerne zien rijden. Pas vier dagen na de gevechten, op de 14e mei kreeg vader Adriaan van der Kruk, die in Den Haag naar de kazerne was gegaan, desgevraagd te horen dat zijn zoon Nico op 10 mei gesneuveld was. Toen hij met het droeve bericht in Voorburg thuiskwam waren alleen zijn vrouw en Nico’s vriendin Catrien aanwezig. Catrien kan zich nog goed herinneren dat hij erg bedroefd alleen maar de woorden “oorlog is oorlog” uit kon brengen. Voldoende om de twee vrouwen te laten beseffen dat Nico hun enige zoon en vriend gesneuveld was. Het gezin raakte in grote ontreddering en moest het verlies onderling verwerken. Slachtofferhulp zoals we dat tegenwoordig kennen was er niet.
Een dag voordat hij op 19-jarige leeftijd zou sneuvelen, op 9 mei 1940, zag Catrien haar vriend Nico voor het laatst in levenden lijve. Hij liep in colonne op de Rijswijkseweg in Den Haag nabij de Laakbrug. De ogen kruisten elkaar, uitbundig zwaaien kon hij niet omdat hij in het gelid liep, maar met een hangende arm langs zijn lichaam zwaaide hij toch nog stiekem uit de losse pols met zijn hand. Ongezien voor zijn commandant, maar voldoende voor zijn vriendin. Het is een dierbare herinnering die zij nog steeds koestert, zelfs 70 jaar nadat de jongen waarop zij verliefd was sneuvelde.
Tot hun dood bezochten Nico’s ouders met Catrien het eregraf op de begraafplaats Oud-Rijswijk aan de Churchilllaan in Rijswijk, waar Nico en andere gesneuvelde militairen hun laatste rustplaats vonden. Aanvankelijk in een eenvoudig verzamelgraf, later werd daar een monumentale erebegraafplaats van gemaakt. Nico’s ouders zijn in een flat nabij de Hoornbrug in Rijswijk, dicht bij zijn graf gaan wonen en liggen na hun overlijden in een familiegraf in zijn nabijheid begraven. De burgemeester van Rijswijk legt ter nagedachtenis aan de gesneuvelden jaarlijks op 4 mei een krans op het eregraf. Na de oorlog heeft Catrien toch nog een gelukkig huwelijk gehad met de musicus Petrus Johannes (Peep) van den Elzen, trompettist, saxofonist en violist in het bekende radio-orkest de Skymasters. Ondanks haar lange leven is Nico nooit uit haar gedachten verdwenen. Tot aan hun overlijden heeft zij de ouders van Nico, die haar als hun dochter beschouwden, bezocht en verzorgd. Haar man heeft haar daar altijd in gesteund.
Prachtig vond zij het dat er in de Haagse wijk Ypenburg, op de grond waar Nico is gesneuveld, een straat met de naam “Van der Krukwater”, naar hem is vernoemd.